Voor je begint met het lezen van dit artikel: het is lang. Het bestaat namelijk uit twee stukken. Het eerste stuk heb ik een paar weken terug geschreven. Het tweede stuk heb ik deze week geschreven. Dus, laten we beginnen bij de vraag die mij een paar weken geleden lichtelijk begon te irriteren.

Hé Anouk, ben je niet bang dat…

… het terug komt.
… je weer ziek wordt.
… je weer kanker krijgt.

Komt natuurlijk allemaal op hetzelfde neer.

Om even te beginnen, dit artikel is niet bedoeld om boos over te komen – want dat is absoluut niet mijn bedoeling – de mensen die dit vragen bedoelen dit natuurlijk niet verkeerd.  Dit artikel schrijf ik om uit te leggen hoe deze vraag voor mij is.

De mensen die deze vraag stellen, zijn meestal ook mensen die wat verder van me af staan dus eigenlijk ook niet zo goed weten wat er precies is gebeurd. Daarnaast kent (helaas) bijna iedereen wel iemand die deze ziekte (heeft) gehad en zo trek je aan de hand van die verhalen snel conclusies.  Dat snap ik best. Maar de bovenstaande vraag, is geen leuke vraag.

Bij mij zit het dus zo. Om het te hebben over wat ik heb meegemaakt, vind ik prima. Wat gebeurd is, is gebeurd. Maar om nu over de vraag na te denken of ik dit nóg een keer ga meemaken. Daar wil ik liever niet over nadenken en dat doe ik dus ook nooit.

Maar de laatste tijd krijg ik deze vraag  best vaak. En dat had ik eigenlijk niet verwacht. Of nouja wat is verwachten, ik wist sowieso niet wat ik hiervan allemaal moest verwachten en dat is maar goed ook.

Mijn antwoord op deze vraag, floep ik er zo uit zonder ook maar even na te denken: ‘Nee. Ik word nooit meer ziek.’ De meesten vallen dan een beetje stil of weten niet zo goed wat ze moeten zeggen. Ondanks dat zal ik altijd antwoord geven en vriendelijk blijven maar ik denk dan ook: ‘Wat verwacht je als antwoord op deze vraag?’

Daarna vervolg ik mijn antwoord: ‘…niet meer ziek op deze manier dan, de kans dat ik een ander vorm krijg van kanker bestaat natuurlijk,  maar deze vorm komt niet terug.’ Punt.

Meestal sta ik versteld van mezelf. Hoe overtuigend ik dit zeg. Maar ik geloof het wel écht.

Dit zeg ik niet om stoer te doen want natuurlijk heb ik ook mijn onzekerheden en die ga ik nu ook gewoon delen. Komtie: Een half jaar na mijn chemo’s voelde ik een pijn onder oksel. Ik durfde het tegen niemand te zeggen alleen tegen Dennie ☆. Gelukkig had ik vrij kort daarna een afspraak in het ziekenhuis. Niks aan de hand zeiden ze, maar ik bleef het in de gaten houden. En inderdaad een paar dagen daarna was het weg. Iets van spierpijn ofzo zal het wel geweest zijn…

En zo heb ik ook weleens van die momentjes met mijn buik. Voorheen lette ik niet zo op buikpijn maar nu… ik bedenk me meteen wat ik heb gegeten, wat ik heb gedaan en zo ga ik een checklist af. Dit deed ik eerst ook nóóit en als je niet ziek bent geweest op deze manier doe je dat sowieso niet, denk ik. Maar ik wil mijn lichaam begrijpen en een eventueel volgende buikpijn volgende keer voorkomen.

Oke. Terug naar: ben je bang dat, want ik dwaal af. Ik heb het door. Wat ik nu aan jullie vertel, deelde ik laatst ook met mijn moeder. Ze zei: ‘Toevallig vroeg iemand mij laatst of ik niet bang ben dat het terug komt bij jou. Maar ik zei dat ik jou hier nooit over hoor dus dan zijn wij hier automatisch ook minder bang voor.’

Heerlijk vind ik dat om te horen. Dat je zelf dus kan bepalen hoe mensen over een situatie denken. Naast een positieve instelling laten de statistieken ook zien dat dit wat ik het gehad, zelden tot nooit meer terug komt. Win-win situatie.

Natuurlijk besprak ik deze vraag ook met vriendinnetjes. Sanne:’Weet je wat me ook opvalt. Jij bent nooit bang voor een controle. Veel mensen zijn bang als ze voor controle langs moeten komen maar jij niet.’ Ook weer zo’n ding waar ik dus niet bij nadenk. Ik vind het fijn om regelmatig op controle te komen want dan heb ik weer de bevestiging dat alles goed zit. Zo denk ik. De CT-scan vind ik nog een beetje spannend maar dan denk ik: ‘Anouk je ligt onder zo’n ding, haalt een paar keer goed adem, je krijgt gekke vloeistof binnen en je bent er weer uit.’ Als je dit al een paar keer hebt gedaan, stelt het eigenlijk ook niets voor. Relativeren en nuchter denken, is wel mijn ding.

En nogmaals. Dit is niet om stoer te praten maar dit voel ik gewoon écht zo.

Dus… ik wil met alle liefde praten over je favoriete Indische restaurant of je nieuwe groene bankstel. Maar die ene vraag, die hoeft van mij niet perse 😉 .

 

Goed. Het bovenstaande is dus het stuk dat ik een aantal weken geleden schreef. Nu moest ik deze week naar het ziekenhuis voor een CT-scan.
Shannon: ‘Zal ik anders gewoon meegaan?’
Anouk: ‘Neejoh is midden op de dag, komt wel goed.’
Shannon: ‘Laat weten als je wel wil dat ik meega he!’
Anouk: ‘Ja doe ik.’

Een dag voor de scan. ‘Oja morgen heb ik die scan. Ik moet niet vergeten om die vloeistof te drinken.’
Hij: ‘Zal ik anders meegaan?’
‘Nee, hoeft niet, komt goed.’
Diezelfde ochtend heb ik het er nog met hem over maar nee, hij hoeft echt niet mee.

Maar dan: laat het nu zo zijn dat ik de afgelopen twee weken ziek was, ik lag te hoesten als een zeehond en had een paar dagen slecht geslapen want meneer hoest hield me wakker.

Agh ja, een hoestje. Maar toch ging er stiekem even van alles door mijn hoofd. En toen ik twee uur voor het onderzoek weer begon te hoesten, bekroop me toch een naar gevoel. Ik belde hem.

‘Uhmmmm, misschien een beetje een stomme vraag… maar kan je misschien toch mee?’
‘Ja tuurlijk, doe ik. Hoe laat bij jou?’ Fijn dit.

En zo kwam het dat we een uur laten samen op de fiets zaten, op weg naar het ziekenhuis.

Hij: ‘Wat gaan ze dan precies doen?’
Ik: ‘Een CT-scan.’
Hij: ‘Kan ik daar bij zijn?’
Ik: ‘Nee, dat kan niet.’
Hij: ‘Oke…’
Ik lichtelijk geïrriteerd: ‘Ja dus je rijdt nu alleen met mij mee om vervolgens te wachten in de wachtkamer… En als je daar geen zin in hebt, ga je maar weer terug!’

Hij kijkt me aan en zijn wenkbrauwen schieten omhoog. Hij maakt een klauw van zijn hand, steekt die naar me uit en zegt: ‘Wrauuuw.’

Dat doet hij wel vaker als ik kattig reageer en ik schiet in de lach.

Ik zucht en zeg: ‘Sorry, ik weet het ook even niet. Ik wilde dit gewoon alleen doen en toen kreeg ik net zo’n raar gevoel en wilde ik toch dat je meeging en dan voel ik me zo’n ei omdat ik ook gewoon alleen had kunnen gaan… en dan reageer ik zo.’
Hij: ‘Geeft toch niet, ik ga graag met je mee als jij dat wil. Ik ben gewoon benieuwd hoe dat gaat.’
Ik: ‘Uhu, ja snap ik.’

Eenmaal in het ziekenhuis aangekomen, ben ik snel aan de beurt. Ik ga liggen en het infuus gaat in mijn arm. Alleen mijn infuus doet pijn en uit ervaring weet ik dat dit niet hoort. ‘Kunt u mijn infuus eruit halen en opnieuw prikken, het zit echt niet lekker.’
‘Laten we even kijken hoe het gaat als we de vloeistof erdoor laten vloeien… Hoe voelt het? Het duurt maar even.’
‘Oke, ja gaat wel. Doe maar.’ Ik voel het vloeistof stromen en ik word helemaal warm van binnen – effect van de vloeistof – en de vrouw heeft gelijk: het is zo voorbij.
‘Kunt u helpen met mijn arm naar beneden te brengen, dat lukt niet zo goed.’ Je moet je armen altijd omhoog houden tijdens de scan. Omdat ik hierna bloed moet prikken wordt het infuus erin gelaten, zo hoeven ze niet nog een keer te prikken en kan er meteen bloed afgenomen worden, want laat prikken nu niet mijn favo onderdeel zijn van een ziekenhuisbezoek. Ze helpt me met mijn infuusarm en ik ga naar de kleedkamer. ‘Uhm, misschien een rare vraag maar kunt u me helpen mijn bh aan te doen… dat gaat niet zo goed met het infuus.’ Ze probeert me te helpen maar door het infuus kan ik mijn arm amper bewegen dus al snel besluit ik dat dit geen goed plan is. ‘Hmm, laat anders maar, ik ga eerst wel bloed prikken.’ Ik loop de wachtkamer in, heel charming met mijn bh in mijn andere hand. Gniffelend loop ik naar hem toe. Ik prop mijn bh in mijn tas en vraag of hij nog even mee wil met bloedprikken.

We lopen naar mijn oh zo gevreesde afdeling en ik trek een nummertje.

Het infuus begint meer en meer pijn te doen en ik houd mijn arm heel onhandig. De gastvrouw komt naar me toe en vraagt of het wel goed met me gaat. ‘Je infuus zit er een beetje onhandig in he? Je houdt je arm vreemd.’
‘Uhu ja klopt ik heb net een CT-scan gehad en moet nog bloedprikken, het doet pijn.’
‘Gaat het wel?’
Oke en dan ben ik toch maar even eerlijk. ‘Nou, nee eigenlijk niet. Ik voel me niet zo goed.’
‘Blijf zitten. Ik haal er even iemand bij.’ Ze wijst naar hem ‘houd jij haar goed vast!’

Al snel komt de gastvrouw terug met een verpleegster. De verpleegster neemt me mee naar een stoel waar een verpleger start klaar zit om bloed van me af te tappen. De  gastvrouw vraagt nog: ‘Zal ik een rolstoel voor je pakken? Als je niet kan lopen moet je het zeggen he! Je hoeft je niet groter te houden dan je bent!’

Die laatste zin. Ja die laatste zin beschouw ik op dat moment als de les van de dag.

Of het nu gaat om alleen naar het ziekenhuis gaan of om een infuus dat eigenlijk gewoon helemaal kut zit. – ja sorry hoor, gewoon waarheid. –

Maar het lopen gaat wel en binnen een paar minuten is er bloed afgenomen. Stiekem ook wel fijn want nu hoef ik geen half uur te wachten, hehe. Elke nadeel heeft zijn voordeel.

De gastvrouw komt nog even naar me toe en vraagt of ik niet even op een bed wil liggen. Ik bedank haar vriendelijk en we lopen naar het ‘café’.
Hij: ‘Wat zijn ze hier allemaal aardig!’
Ik: ‘Ja dat valt op he! Er kan altijd iets misgaan maar ze zijn hier zo behulpzaam. Ook net toen we in de wachtkamer zaten en dat ze langskomen met koffie en thee. Echt lief en het is een klein gebaar.’

We gaan ergens zitten en ik zeg: ‘Je bent stil.’
Hij: ‘Ja… Ik ben weleens in een ziekenhuis geweest maar dit is toch wel anders…’
‘…met die kale hoofden en pruiken.’, maak ik zijn zin af.
‘En dat het voor jou is, ook wel gek eigenlijk.’ Hij kijkt nog eens rond.
‘Eigenlijk vind ik het ook wel fijn dat je dit een keer hebt gezien. Ik moet hier sowieso nog jaren heen voor controle en ben hier zoveel geweest.’
‘Snap ik wel. Ik vind het ook fijn dat ik dit nu heb gezien.’

En zo zitten we nog even zwijgend om ons heen te kijken, wachtend op het volgende onderzoek…

Waarom ik deze stukken onder elkaar heb geplaatst?
– Eerst dacht ik totaal niet na over dat ik nog een keer ziek kan worden. Het kwam simpelweg niet bij me op en ik was er nooit mee bezig, ook tijdens ziekenhuisbezoeken niet. Door vragen van andere werd ik aan het denken gezet en schreef ik het eerste artikel. Hiermee wilde ik een punt maken. Daardoor was ik er opeens wel mee bezig,  terwijl ik dit helemaal niet wilde zijn – het brein is iets geks -.
– Maar om vervolgens het tweede verhaal niet te vertellen – de kwetsbare Anouk – vind ik een beetje scheef. Dus ja, jullie mogen ook best weten dat ik deze week toch wel gemengde gevoelens had over de scan.

Goed. Alvast een stapje verder naar de uitslagen: mijn bloed zag er goed uit en het onderzoek dat daarna volgde was ook in orde. Nu ik alles weer beter kan relativeren weet ik ook wel dat het goed zit en dat ik ook gewoon een irritante hoest van twee weken kan hebben.