Even een korte introductie. Fleur was mijn pruik. Of eigenlijk, Fleur blijft mijn pruik maar ik hoef haar nu niet meer te dragen.

Precies twee jaar geleden waste ik mijn haar onder de douche en had ik meer plukken in mijn hand dan anders. Ik maakte met deze haren een boter, kaas en eieren schema op de muur van de badkamer. Er bleven haren komen en dus vulde ik de vakjes in door figuurtjes te maken van mijn haar.  Natuurlijk wist ik dondersgoed dat dit het teken was, nu zou ik al mijn haar snel gaan verliezen. Maar heel erg vond ik het op dat moment niet. Eerder spannend. Na de douche liep ik naar mijn bed. Niks te zien op het kussen (zoals je altijd in films ziet).

Twee dagen later werd mijn haar eraf gehaald en kwam Fleur in mijn leven.

Een maand voor mijn haar uitviel, koos ik Fleur uit. Zo’n 20 pruiken had ik gepast, één groot feest vond ik het, dat pruiken passen. En toen Fleur kwam, was het liefde op het eerste gezicht.  Ze was heel anders dan mijn eigen haar. Korter, bruiner, dunner. En misschien vond ik dat juist ook wel leuk. Ik wilde niet proberen mijn eigen haarstijl te creëren met een pruik. Aangezien ik gek was op mijn haar en het me onmogelijk leek om een zelfde soort look te creëren. Dan maar helemaal anders.

In het begin moest ik behoorlijk wennen aan Fleur, ze was te netjes, te gekapt.

Mijn haar had slag en volume (volume vind ik een woord voor haarreclames, maar ik kan er zo snel geen ander woord voor bedenken). Al snel ging ik terug naar de pruikenvrouw om het in een ander model te laten knippen (ja, ja dat kon ook gewoon).

En dat het wassen van Fleur. Dat was pas vreemd. Na het wassen, ontplofte Fleur. Éen grote kroeskop. Er moest een stijltang doorheen. Wat verlangde ik naar mijn eigen haar dat ik kon laten opdrogen in de wind en waar ik meestal vrij weinig aan hoefde te doen.

Dat optutten van Fleur vond ik maar niets.

Maar daarnaast maakte Fleur me ook heel blij. Zelfverzekerder. Door Fleur voelde ik me, vooral in het begin, nog echt een meisje. Ook met pruik en een beetje lippenstift voelde ik me nog Anouk. Ze zat ook fijn op mijn hoofd (om deze zin moet ik een beetje lachen als ik het letterlijk voor me zie. Maar ik denk dat ‘zit’ het beste woord hiervoor is). Ik had geen jeuk en ik kan me geen enkele keer herinneren dat ik dacht dat ze van mijn hoofd zou afwaaien (zoals je ook weleens hoort).

Maar wat kon ik me ook stik onzeker voelen. Kijken mensen naar me? Ziet iemand dat ik een pruik op heb? Kijken ze nu naar mijn scheiding?

En later, toen ik een beetje haar kreeg, wilde ik Fleur zo snel mogelijk weer af. Zo zou ik een stukje minder ex-kankerpatiënt zijn, dacht ik. Maar met kort haar voelde ik me ook niet mezelf. Alleen het was zomer en warm. Zo’n pruik is dan het laatste dat je op je hoofd wil.

En toch ging af en toe die pruik nog op. Ook toen ik kort haar had. Als ik ergens naar toe ging waar niemand me kende. Ik me meer meisje wilde voelen.

Dan heette ik ook Fleur, ik voelde me dan ook Fleur.

Ik heb Fleur nog een paar keer opgedaan toen ik al langer haar had, maar dat gaat bijna niet meer met zo’n bos haar op je hoofd. Ze is wat ouder geworden, net als alles dat ouder wordt naarmate de jaren verstrijken.

‘Wat ga je met Fleur doen?’ vroegen mensen toen mijn pruikentijd helemaal over was.

Fleur staat bij mijn ouders, in mijn kledingkast op haar standaard. Voorlopig laat ik haar nog even staan daar. Ik weet niet of ik Fleur ooit weg kan doen.