‘Pechvogeltje’, zo noemde mijn moeder me nadat ik had verteld wat er deze keer weer was gebeurd. Gelukkig kan ik achteraf ook weer lachen om deze situaties.

Het zijn onze laatste weken in Colombia (echt een heerlijk land, ik zou zeggen: GO FOR IT) En daarna vlieg ik in mijn uppie door naar Quito, waar nog een heel bijzonder einde van mijn reis op me te wachten staat…

Vanuit Medellin vlieg ik naar Cartagena en daar wacht Robin op me. Het is mega fijn om elkaar weer te zien, vooral na alles wat er is gebeurd. Vanuit het andere hostel had ik al een bedje geboekt bij dit hostel en Robin sliep er de nacht ervoor maar ze hadden geen plek meer voor hem deze nacht. Dus het hostel stelde voor dat Robin bij mij in bed kon slapen. Ho is even? Goed geregeld noemde hij dat.

De volgende dag lekker chillen bij het hostel en even een plannetje maken voor wat we ongeveer willen doen. Als we bij het zwembad een beetje aan het vervelen zijn (of terwijl elkaar in het zwembad proberen te gooien waarvan ik het eigenlijk nooit win alleen als ik ga miepen en daarna mijn slag sla, en dan lukt het eigenlijk nog niet) verrek ik mijn nek/bovenrug. Van het een op andere moment beweeg ik als een robot. Ik kan mijn nek niet meer draaien en tillen gaat niet. Ik zit helemaal vast. Gelukkig hebben we voor die avond wel een privé kamer. Die dag chillen we een beetje aan het zwembad, Robin is moe van het feesten en drinken de afgelopen dagen dus die wil veel slapen (lekker gezellig). We zijn allebei behoorlijk lui en door mijn rug doen we eigenlijk weinig. Het is ook ontzettend heet. EN hoewel mensen dit van tevoren al hadden gezegd, dacht ik: agh komt wel goed. Maar zelfs een free walking tour, waarvoor we ons hebben opgegeven skippen we omdat we het te warm vinden.

Problemen op de weg
Na 2 nachtjes in de privé kamer vertrekken we naar Santa Marta. Daar blijven we 1 nachtje. En dat is ruim voldoende, eigenlijk te veel. Er is een leuk straatje met leuke tentjes maar dat is het eigenlijk ook wel. Onderweg naar Santa Marta is het nog wel even spannend. We stoppen midden op de weg als Robin zegt: ‘Oh er liggen takken op de weg en jongens proberen die weg te halen’. Ik ga ook kijken en zeg dan: ‘Neejoh, die jongens leggen juist takken op de weg!’ en als we nog even toekijken, blijkt dat inderdaad zo te zijn. Ze versperren de weg aan beide kanten. De jongens zijn met een stuk of 8 en ik gok tussen de 15 en 20 jaar oud. Ze kijken agressief uit hun ogen. Wat nu weer!?

Eerst blijft onze taxi chauffeur zitten maar al snel stapt hij uit. Er is maar 1 auto voor ons dus we zitten front row bij deze gebeurtenis. Hoe langer de file wordt, hoe meer mensen (of eigenlijk mannen) komen kijken en zich ermee komen bemoeien. Maar ook hoe meer takken er op de weg worden gelegd. Sommige jeeps rijden er agressief eroverheen. Maar dan komt er een jongeman en hij probeert te communiceren met de jongens. Ik zit me de gekste scenario’s te bedenken en blijf op mijn stoeltje toekijken.

Ik vraag aan mensen wat er gebeurt en dan vertelt een vrouw me in het Spaans dat dit dorpje al een tijd geen licht heeft en op deze manier protesteren ze (ik ben super trots dat ik snap wat de vrouw zegt). Het duurt uiteindelijk zo’n 20 minuten en dan zijn de mensen er klaar mee en halen ze zelf de takken van de weg (eigenlijk snap ik niet dat ze dat niet eerder deden, maar oke). Het lijkt er nog even op dat er een gevecht komt, maar de communicatieman houdt ze aardig onder bedwang. We kunnen weer doorrijden.

Na Santa Marta rijden we door naar Minca. Minca is een klein jungle dorpje, jeeeej Jungle, laat ik daar nou eens heel blij van worden. Ik vind het er leuk! En we hebben een leuk hostel, weer een tip van Max. Er is een groot zwembad waar je als tarzan het zwembad in kan slingeren, een grote tuin met schommels en er is yoga! Jippie. Ondertussen gaat het ook weer wat beter met mijn nek en voel ik me geen robot meer.

Die middag chillen we lekker in het zwembad en doen we een nieuw kaartje spelletje wat een Zwitserse jongen ons leert. De volgende dag doe ik mee aan het yogaklasje met nog een andere man. Daarna gaan we met de Zwitserse jongen en nog een andere jongen mountainbiken. De man zegt ons dat we makkelijk naar Casa Elemento kunnen fietsen, dus hup wij springen op de fiets en we gaan. (Casa Elemento is een hostel dat erg hoog ligt en waar je een mooi uitzicht blijkt te hebben) Het eerste gedeelte van de fietstocht is goed te doen. Halverwege begint het keihard te regenen dus we besluiten even te stoppen bij een huis. We kloppen aan en er komt een schattig mannetje naar buiten. We krijgen koffie en we mogen schuilen onder zijn afdak.

Na een half uur gaan we toch weer verder en het is ook nog eens droog. Dan moeten we een bocht om en dan wordt het echt zwaar. Eigenlijk een beetje te zwaar want de helft moeten we lopen zo stijl is het. Ik word een beetje pissig op de man van de fietsverhuur omdat hij zegt dat je dit ‘makkelijk kan fietsen’. Een goed stuk fietsen is leuk, maar niet als je telkens moet afstappen (we denken dat hij zich ondertussen kapot lacht omdat we er helemaal heen willen fietsen, we zien verder ook geen fietsers).

Uiteindelijk komen we bij de top, we zijn zo’n 3,5 uur verder. Het is al half 4 dus we besluiten om snel even wat te eten want om 6 uur moeten de fietsen terug zijn en dan wordt het weer donker… Maar de keuken is net gesloten dus er is geen lunch (je had mijn hoofd niet willen zien toen ik dit hoorde). Onze Zwitserse vriend was net iets eerder dus hij heeft een groot bord kunnen bemachtigen en we krijgen een soort salade.

Een potje janken deel 5768 😉
Om 16.00 uur gaan we weer terug en weer moeten we stukken lopen. Het is echt zwaar en ik ga kapot, de andere 2 jongens liggen voor ons en we weten niet waar ze zijn. Geestelijk en lichamelijk zit ik er even helemaal doorheen en ik krijg zo’n gek gevoel in mijn lichaam, helemaal uitgeput ofzoiets. En dan het idee dat we nog een heel eind moeten. Ik begin te huilen en Robin schrikt zich rot want het is hard, maar het voelt zo goed. ‘Wat is er? Wat kan ik doen?’ ‘Weet niet’, kan ik alleen uitbrengen. ‘Zal ik je fiets dragen?’ ‘Nee!’, huil ik terug (even later heeft ie hem toch in zijn handen.)

Zo en dat huilen lucht echt ontzettend op. Ik merk dat ik echt heel veel huil in deze reis, waarschijnlijk door hoogte punten, diepte punten, en heel veel dingen een plekje geven. Na een tijdje gaat het weer wat beter en dan krijgt Robin kramp in beide benen. Het is moeilijk uit te leggen maar het is echt heel bijzonder als je samen zo’n zware tocht aflegt en hoe je elkaar dan helpt en er voor elkaar bent. Ik denk dat je relatie daar heel sterk van wordt, op die momenten komt het dan echt aan.

BAM, op mijn plaat
Om 17.30 uur hebben we pas 1/3 van de trip gehad en rond 18.00 uur zou het al donker worden. Robin zegt dat we nu echt een beetje vaart moeten maken, hij weet dat ik het eng vind om met een hoge snelheid van zulke steile stukken af te gaan. Als je nagaat hoe het voor het eerst in Brazilië ging en nu, gaat het gelukkig al beter. Maar er komt ook nog bij dat ik mijn lenzen niet in heb (dommie). Nu kan ik prima zien zonder, maar als het donker wordt… Dus als het steile stuk komt, ga ik in eerste instantie voor en probeer zo hard mogelijk te gaan. Maar als het begint te schemeren, zeg ik dat Robin beter voor kan gaan. Dan probeer ik hem bij te houden dus gaan we sneller, en kan ik hem volgen want ik zie gewoon geen steek.

Aan de ene kant is het je verstand op nul zetten en gewoon gaan. Maar aan de andere kant heb je weinig kracht meer en als je weinig ziet, is dat best lastig. Een paar keer roep ik dat Robin zachter moet en dan gaat hij ook zachter. We moeten nog 20 minuten en het is al donker als ik een smakkerd maak (was te verwachten) ik heb geen idee hoe het gebeurde want het gaat heel snel. BAM daar lig ik op de grond.

Ik maak een soort buikglijder en mijn fiets ligt op mijn benen. Ik lig er maar heel even voor mijn idee en dan is Robin er al. Hij haalt de fiets van me af en plukt me van de grond. Ik ben weer aan het janken maar bedenk me dan dat de pijn eigenlijk wel meevalt. Het is meer van de schrik maar het is wel chill om weer even die spanning eruit te huilen. Eigenlijk kan ik nog alles, alleen zit alles onder het zand. Gelukkig ben ik op het zand gevallen en niet op het asfalt. Al snel fietsen we door, maar dan merk ik dat mijn hand en knie prikken. We spuiten er water op en we zien inderdaad dat het bloedt. We fietsen het laatste stuk door en komen dan eindelijk bij de fietsenzaak. We gaan meteen naar een drogist (die gelukkig nog open is). Haar woonkamer is daarachter en ze brengt me naar het toilet om eerst alles schoon te maken. Uiteindelijk ligt mijn hand en mijn knieën open en een paar schrammen op mijn buik. Maar verder breng ik het er best goed vanaf.

In de jungle moet je je wonden goed schoonhouden, wordt me meteen verteld dus ik spuit enthousiast met het gele goedje op mijn open plekken.

Die 2 dagen daarna doen we vrij weinig. Chillen, eten, zwemmen, krabben aan onze muggenbulten en nog meer chillen en dat bevalt prima. Robin is iedere dag zo’n 3 kwartier zoet met het schoonmaken van het zwembad met een schepnet. Heerlijk vindt hij het.

Het ongeduld van Nederlanders
De laatste ochtend willen we ergens ontbijten, als we eraan komen lijkt het dicht, maar de man waarmee ik yoga heb gedaan zit daar op een bankje. Hij begroet me alsof hij me al jaren kent. Hij maakt een gezellig praatje met ons, super vriendelijk, terwijl wij alleen maar denken: WE HEBBEN HONGER, IS DIT OPEN?!

Echt typisch Nederlands hoe wij denken, meteen op de kern afgaan. Dus ik zet even de knop om en maak een gezellig praatje met hem voordat ik met mijn vraag kom: Is deze ontbijt plaats eigenlijk open?
Oh dat weet ik eigenlijk niet, antwoordt hij vrolijk, ik zal het binnen even vragen. Als hij terugkomt zegt hij dat het niet open is maar dat hij een leuk ander ontbijtplekje weet. En inderdaad: het is daar leuk en ze hebben lekker eten.

Dit voorbeeld wilde ik echt even noemen want hoewel ik soms weleens denk: wat duurt dit verdomme toch allemaal lang, hup vaart erin. Kan ik het ook ontzettend waarderen dat ze hier allemaal zo de tijd voor je nemen en zo vriendelijk zijn. De mensen in Colombia vind ik tot nu toe echt het vriendelijkst van allemaal als ik kijk naar welke landen we zijn geweest. Het zijn echt schatjes.

Na het ontbijt reizen we richting het Tayrona park. We pakken een busje tot een stadje en daarna moeten we met een lokale bus. En daar proberen ze ons weer een oor aan te naaien. Ze vragen belachelijk veel geld voor een ritje van ongeveer 20 minuten. Ik begin te lachen en zeg: ‘Ah no amigo, es mucho que no!?’ Zoiets als: nee vriend, dat is veel te veel dat weet je toch wel. Eerst vond ik het trouwens irritant als mensen ‘vriend’ tegen je zeiden, als je de mensen niet kent. Maar dat zeggen ze hier allemaal en betekent dan niet echt vriend maar meer een soort van groet? Snap je het nog?, haha.

Maar goed, hij overlegt met zijn vriend en uiteindelijk kunnen we goedkoper mee. Ik probeer het eigenlijk nu bijna altijd wel, vooral als je prijzen kan vergelijken, dan weet je ook dat je gelijk hebt. Ik probeer het dan of heel vriendelijk te doen, maar met vervoer doe ik het meestal op deze manier. Ben nog steeds niet de beste erin maar ik begin het onder de (verwonde) knie te krijgen, hihi.

Paspoort vergeten
We worden netjes afgezet bij ons hostel waar alleen maar Nederlanders zijn. De volgende dag vertrekken we vroeg naar het Tayrona park. Als we daar zijn, wordt ons naar ons paspoort gevraagd. Paspoort? Dat hebben we niet bij ons? Het is ons ook niet verteld om het mee te nemen. We proberen in Robins telefoon kopietjes van onze paspoorten te vinden, maar het lukt ons niet en met z’n tweeën op 1 telefoon kijken werkt al helemaal niet bij ons. En ik had altijd de paspoorten in mijn telefoon… dusja. Robin wil al terug naar het hostel gaan, als ik denk: ja verdomme ik ga niet helemaal terug om 2 paspoorten… Ik ga naar een ander loket en vraag aan de man of hij onze paspoorten echt nodig heeft. Hij zegt dat hij de paspoortnummers nodig heeft. Oh alleen de nummers? Ja die weten we ondertussen wel uit ons hoofd. Dus ik roep Robin, en wenk hem dat hij terug moet komen. Dus wij geven onze nummers door en dan mogen we dus doorlopen. Ook iets dat ik heb geleerd: altijd nog even extra proberen, vaak kan het wel op een andere manier.

We stappen in een busje en raken aan de praat met een Nederlands stel dat ook in ons hostel verblijft. Het is gezellig en uiteindelijk brengen we de hele dag met hun door. We zien aapjes, indianen en mooie strandjes en we kletsen veel. ’s Avonds kletsen we nog met zijn viertjes en daarna gaan we naar bed want de volgende dag komt een busje ons ophalen om naar Cartagena te gaan. We komen einde middag aan en de volgende ochtend vertrekt ons vliegtuig naar… San Andres. Een mooi bounty eiland, zo mogen wij geloven.

Het bounty eiland
We slapen twee nachtjes redelijk dichtbij het centrum. Als we aankomen zijn er donkere wolken en als we onze tassen hebben gedumpt en wat willen eten begint het toch een partij te regenen. Welkom op het bounty eiland! Als we na onze lunch naar ons appartement willen, stappen we in de verkeerde bus. Wat eigenlijk ook wel weer grappig is. We laten ons een beetje meevoeren maar stappen daarna toch uit. Oke hoe nu naar huis? We slenteren nog wat rond en houden dan toch een taxi aan.

Eerste indruk van het eiland: eigenlijk ben ik er niet zo kapot van. Het is best een rommeltje en veel gebouwen staan leeg, meer een beetje griezelig. Robin vindt dit juist weer cool. Ja, het water is wel heel mooi, maar ik krijg meer het gevoel van een drukke, populaire Spaanse badplaats.

Robin is de 28e jarig en hij wil heel graag op een jetski. Eigenlijk vinden we dit al best toeristisch en staat het ons een beetje tegen, maar je moet het een keer geprobeerd hebben, toch? Eerst gaat Robin voorop en ik achterop (zoals op de motor) maar daarna wil ik ook even ‘rijden’. Ik moet even wennen maar als ik het eenmaal door heb schater ik het uit van het lachen. Wat is dat gaaf, we lachen ons kapot. ’s Avonds gaan we bij een (schijnt) heel goed restaurant uit eten. We denken dat we minstens een uur moeten wachten maar ze hebben nog een plekje voor twee zonder reservering, jippie! We hebben een super mooi plekje!

Na twee nachtjes gaan we naar het zuiden van het eiland en dit is veel fijner. Minder toeristen, lekker rustig en je krijgt meer het idee dat je op een mooi eiland bent. Als we aankomen staat er een hond op ons te wachten, een pitbull (volgens mij ik heb niet zoveel verstand van honden en anders zie je de hond hieronder), en die honden zijn meestal niet de liefste. Maar al snel merken we dat dit zo’n lieve hond is en we worden vrienden met Pirata (piraat, echt die naam is toch al heerlijk). Hij doet geen vlieg kwaad, hij rent alleen achter de kippen aan, is ontzettend lui en komt altijd met zijn smeek oogjes naar ons toe als we aan het eten zijn. De eigenaar is trouwens ook echt top!

We huren mountainbikes en daarmee verkennen we dit deel van het eiland. We zijn de enige die op een fiets zitten, verder zie je van die golfkarretjes met toeristen rijden. Na een tijdje word ik hier persoonlijk ook een beetje naar van. Je kan alles makkelijk op de fiets doen, maar overal zie je scootertjes en van die karretjes. Verpest een beetje dat mooie eiland gevoel naar mijn idee. Robin zegt dat ik er niet te veel over moet nadenken. (Oke dan).

We komen bij een schattig stukje strand aan waar het lekker rustig is en gaan bij een strandtentje zitten. Daar is iedereen gezellig bezig met zijn of haar telefoon. De hele dag foto’s maken en dan op social media zetten (denk ik). Het valt je op als je geen telefoon hebt he.

Opa zei 2 jaar geleden al tegen mij dat het een ziekte was, die ‘rare dingen’. Nou opa, ik denk dat u steeds meer gelijk krijgt. En ik denk als ik er zo meteen weer 1 heb dat ik er ook weer snel aan verslaafd ben, maar ik moet zeggen dat ik het nu helemaal niet mis. Oke oke, nu heb ik ook wel Robins telefoon en dat is soms best fijn (dat moet ik niet ontkennen). Maar soms maak ik me echt een beetje zorgen en denk ik: hoe gaat dit over 10 jaar eruitzien? Bah, ik wil er niet over nadenken.

1 meter diep duiken…
Die dag erna gaan we duiken. Ik heb nog nooit gedoken en eigenlijk weet ik ook niet of ik dit leuk vind. Ik word er een beetje claustrofobisch van. Die ochtend voel ik me ook niet zo goed, ik krijg geen hap door mijn keel. ‘Eet nou wat’, zegt Robin ‘komt vast door de zenuwen maar komt allemaal goed.’  ‘Ja, ja’, zeg ik maar stiekem leg ik mijn bordje in de koelkast, komt later wel. Ik neem een paar crackers mee. Maar eenmaal daar voel ik me ook nog niet echt goed, misselijk en zenuwen, wat is het nu eigenlijk? De eigenaar van het hostel is ook mee en hij is zo relaxed ‘het hoeft niet he, als je niet wil’, dan besluit ik die zenuwen op zij te schuiven en het maar gewoon te doen. Ik ga mee duiken en ik voel me niet meer misselijk. Maar op de een of andere manier lukt het niet mijn oren te klaren dus ik kom denk op 1 meter diep, haha. Ik ben blij dat ik het heb geprobeerd maar nog steeds weet ik niet of duiken echt mijn ding is (kan ik dat wel zeggen na deze ervaring)?

Het zal vast wel mooi zijn allemaal maar ik heb het nou niet echt op vissen. Ik herinner me nog goed dat ik als 9-jarig meisje in Mexico was en een vis aan mijn teen sabbelde. Niemand geloofde me (Manon ligt nu in een deuk als ze dit leest), maar het was echt zo. Toen ik 17 was had een kwal me te pakken, ik schreeuwde heel het strand bij elkaar, ze moeten vast gedacht hebben dat mijn been er was afgebeten door een haai, maar nee (nu ligt de familie van Leest in een duik ;)). (Een beetje zelfspot is belangrijk bij dit duikverhaal ;))

Anyway, het was leuk die ene meter onder water duiken, maar ik denk dat snorkelen toch meer mijn ding is. Dan ben je ook tussen de vissen ja, maar dan kan ik er meteen uit wanneer ik wil. Een beetje claustrofobisch idee krijg ik bij duiken of dat ik geen tot weinig controle heb.

We zijn nog geen 10 minuten terug als de misselijkheid een staartje krijgt (haha letterlijk). Het komt er van beide kanten uit, zal ik maar zeggen. Vandaar die misselijkheid vanochtend. We upgraden onze kamer want onze huidige kamer heeft geen airco en voor de badkamer moet je 2 trappen naar beneden. Niet ideaal in dit stadium. En het is maar goed ook dat we dat gedaan hebben want die dag breng ik in bed en op het toilet door.

Er wordt super goed voor me gezorgd, zowel door Robin als door het personeel. Ze brengen me soep, water, sapjes, van alles. Robin voert me zelfs soep en ik moet ‘meer eten’. Ik kan echt niet meer en na 2 minuten komt al de soep er weer gezellig uit. Gelukkig is het na 1 dag al over, ook al voel ik me nog wel alsof ik door een vrachtwagen ben overgereden en ik breng nog een dag in bed door. Die dag erna vliegen we alweer naar Bogota. Gelukkig voel ik me dan weer wat beter. Die dag erna gaat het weer een stapje beter en krijg ik mijn eetlust weer terug, en dat is fijn want ik moet echt waar even wat extra eten om aan te sterken.

In Bogota gaan we naar Monserrate, waar vandaan je een mooi uitzicht over de stad hebt. En we doen weer mee aan een Free walking tour, iets dat we bijna altijd doen als we in een stad zijn. Ik doe nog een ochtendje yoga in het hostel, wat zo ontzettend fijn is en we ontmoeten een Engels stel waar we het erg gezellig mee hebben en waar we de laatste avond iets te veel cocktails mee drinken (of laat ik voor mezelf spreken). Die ochtend moet ik er namelijk om 04.30u uit voor mijn vlucht naar Quito (Ecuador). Robin maakt me wakker (want Anouk heeft geen telefoon, dus geen alarm), hij bestelt een uber (want Anouk heeft geen telefoon) en daar ga ik! Robin heeft een vlucht in de middag en hij vertrekt naar Nederland. Ik kijk heel erg uit naar wat er de laatste maand nog gaat gebeuren maar tegelijkertijd ben ik ook een beetje jaloers op Robin: Ik wil ook Amsterdam, mijn familie en vrienden weer zien! Oja en het Nederlandse eten want daar hebben we de laatste week alleen maar over gepraat.

A: Wat ga je als eerst eten als je thuis bent?
R: Truffel pizza van Pazzi
A: Ah neeee dat wil ik ook!
R: En friet met pindasaus van de markt.
A: En appeltaart van Winckel! En normaal brood met oude kaas.
R: Oja en de pesto van de markt, en ik ga denk ik dat broodje maken dat we toen in Chili hadden gemaakt met Old Amsterdam.
A: En zo’n kaasbroodje van de markt.
R: Of van de Hema een kaasbroodje!
A: Nee die vind ik niet lekker, ik bedoel die kaasvlinders op de Ten Kate. Of Red Velvet Cake van de drie graefjes, maar daar ga ik vast wel met Britt heen.

En zo geschiedde. Robin is ondertussen thuis en stuurt me iedere dag foto’s van wat hij eet. Super lief. Maar ik mag zeker niet geklagen… wordt vervolgd.

De helse fietstocht, toen het nog leuk was 

Tayrona park 

Mooie knieën na de val 

Helemaal gek op Pirata