Ik zet mijn fiets tegen het hek en voordat ik mijn fiets op slot zet, pak ik mijn telefoon. Waarom doe ik dit eigenlijk? Kan ik niet wachten tot ik binnen ben? Ik weet niet waarom ik het doe maar ik zie een reeks appjes en een onbekend nummer dat mij heeft gebeld. Zonder de appjes te bekijken, ga ik rechtstreeks naar het nummer dat mij heeft gebeld. Waarom belt iemand me om 23.15? Meestal klik ik het weg maar deze keer bel ik terug.
‘Hallo?’ hoor ik aan de andere kant van de lijn.
‘Hallo, ik ben gebeld door dit nummer’, antwoord ik vragend terug.
‘Ja, je broertje staat op Schiphol.’
‘Mijn broertje? Niet, hij komt morgen pas terug.’

‘Nee, hij is er nu al.’
‘Nee dat kan niet… wie ben jij dan?’

‘Hij sprak me aan op Schiphol, hij wilde zijn zus bellen.’
‘Hu, dit kan niet! Nee hij komt morgen!’
De man begint nu een beetje geïrriteerd te raken. ‘Nee hij is er nu!’
‘Waar is hij nu dan? Ik wil hem spreken!’
‘Nu is hij al weg.’
‘Oke!’ en in mijn hysterische bui hang ik op. Achteraf besef ik me pas dat ik met een onbekende man aan het discussiëren was of mijn broertje wel of niet op Schiphol staat…

Ondertussen is Hij naar me toegelopen en kijkt me vragend aan.

Ik gil: ‘SVEN STAAT NU AL OP SCHIPHOL! NIET MORGEN MAAR NU!’

Ik kijk naar de groepsapp die ik heb aangemaakt voor de terugkomst van mijn broertje. Nieuwe berichten. Een vriend van Sven heeft hem gesproken en gaat hem ophalen vanaf Den Haag. Ik bel hem meteen op en hij vertelt me dat ik mijn broertje wel via whatsapp kan bellen. Snel hang ik op en loop richting ons huis, het huis waar we sinds vandaag samenwonen.  (‘Ons huis’, ik moet er nog aan wennen om dit te zeggen. Ik ben bij hem ingetrokken dus ik praat nog in de vorm van ‘zijn huis’. Hij doet dit al stukken beter dan ik en zegt wel ons, hij verbetert me zelfs!)

‘Ik heb wifi nodig, ik heb wifi nodig! Ik moet Sven bellen!’

En heel charmant ren ik op mijn hakken naar ons huis (zie je, ik leer het wel!).

Zodra ik bereik heb, bel ik hem. Sven neemt op en begint te lachen, hij noemt ons amateurs. Hij was ervan overtuigd dat het zondag de 16e was. ‘Zal ik naar Schiphol komen?’ opper ik. Sven: ‘Ik kan ook naar jou komen? Hoef ik niet helemaal naar Den Haag.’ Ik stem in. Een half uur laten sta ik met Hem bij de tramhalte om mijn broertje op te halen (nu waren we wel op tijd). En ja, je kent het wel: alsof het gisteren was dat ik hem zag, maar dan in hippiestyle inclusief baard en lang haar.

We lopen naar huis en er worden verhalen uitgewisseld. Eenmaal thuis aangekomen wordt midden in de kamer een luchtbed gedropt, omringd met enkele verhuisdozen.

Al snel merk ik dat die twee mannen het goed met elkaar kunnen vinden – ze hadden elkaar pas één keer gezien – . Hij grapt nog dat ie er die avond ‘twee voor de prijs van één heeft gekregen’.

Het begint bijna een traditie te worden dat het bij de Arkesteijntjes altijd net wat anders gaat. Arme pap en mam.

Als ik de volgende ochtend nog even aan het werk ben, zie ik dat ik die twee met een gerust hart een paar uur samen kan laten. Toch wel fijn: mijn twee favo mannen die het goed kunnen vinden.