Kort geleden kwam ik tot de ontdekking dat ik toch niet meer zulke goede ogen heb. Ik ging naar de brillendokter, voor een test en een stel lenzen.
Dat lenzen in doen, dat ging niet in één keer, vertelde de mevrouw me. Ik moest oefenen en geduld hebben. Dat is nou toch eens balen, als alle dingen nou in één keer goed gingen, gniffelde ik in mezelf.
Maar dat de lenzen de eerste tijd een klein gevecht ‘s ochtends zou zijn, dat had ik niet voorzien. Dus had ik al vrij snel een tactiek: lief tegen mijn lenzen praten.
‘He lensje goeiemorgen. Zo gaan we jou eens goed schoonmaken en dan ga je nu mijn oog in’, met zo’n stem alsof je tegen een baby praat.
En dan poging één, de lens in je oog doen… oké poging één mislukt. De lens blijf plakken op mijn vinger.
‘Dat geeft niet, dan doen we het nog een keer’, spreek ik mezelf en de lens toe.
De lens blijft weer plakken op mijn vinger en ik zie een mini stofje erop zitten.
Ik doop de lens nog een keer in de lenzenvloeistof en maak mijn vinger goed droog zodat de lens niet weer blijft plakken. En dan probeer ik het nog een keer.
Deze keer floept de lens op de één of andere manier uit mijn oog en blijft plakken aan mijn gezicht, net onder mijn oog. Opnieuw doop ik de lens in de lenzenvloeistof. En… weer een poging. Plop, de lens valt op de spiegel. ‘Hoe krijg ik dit nou weer voor elkaar?’, denk ik maar ik houd mijn mond zodat de lenzen me niet horen.
Nog een keer probeer ik het en net als ik denk dat het is gelukt kijk ik in de spiegel en zie ik dat de lens een soort van dubbelgevouwen in mijn oog zit. Ik haal de lens eruit en weer doe ik een poging. De lens valt weer op mijn gezicht.
Na nog een paar mislukte pogingen raakt mijn geduld op. ‘AAAARGH. Wat een %$#* LENS. Ik haat lenzen!’
‘Rustig blijven noukie, anders lukt het niet’, hoor ik vanuit de slaapkamer (die naast de woonkamer grenst, waar ik mijn lenzen indoe. Niet dat jullie denken dat ik zo hard gil ’s ochtends.)
Zo gaan er een paar weken voorbij, dan gaat het een tijdje goed en spring ik ’s ochtends van blijdschap bij Hem op bed als 1 lensje er in één keer ingaat. Andere keren heb ik er tien minuten voor nodig. En die tien minuten lijken uren te duren.
Ondertussen kijk ik op tegen de ochtenden omdat ik dan moet beginnen met mijn lenzen in mijn ogen doen. Zo ook die zaterdagochtend als ik bij mijn ouders ben. En het weer niet lukt. Ik zucht, en bedenk me dan dat mijn vader vroeger ook lenzen had. Ik loop de trap op naar de slaapkamer van mijn ouders en doe de deur zachtjes open. ‘Pap’, fluister ik. ‘Wil je zo even kijken bij mij en mijn lenzen, want ik snap niet wat ik verkeerd doe.’
‘Hmmm ja’, mompelt mijn vader terwijl hij langzaam zijn ogen opent. ‘Ja ik kom er zo aan.’
Yes. Dit geeft me goede hoop. Ik wacht beneden en raak mijn lenzen even niet aan totdat mijn vader beneden is voordat ik weer tegen het plafond aanzit door mijn grote vrienden.
Als mijn vader in zijn badjas beneden komt, gaat hij op de stoel naast me zitten. ‘Doe ze maar eens in’, zegt hij.
Ik pak de rechterlens (want daar begin ik altijd mee) en breng deze naar mijn oog. Mijn vader buigt zijn hoofd dichter naar mijn hoofd terwijl ik een poging doe om de lens in mijn oog te brengen. ‘Niet zo van dichtbij kijken pap, dan kan ik het niet!’
‘Je wilt toch weten wat je fout doet?’, antwoordt mijn vader niet-begrijpend.
‘Ja maar niet zo dichtbij met je hoofd, een stukje verder.’
Mijn vader knikt, haal zijn schouders op en ik doe nog een poging om mijn lens op mijn oogbal te krijgen. En jawel, de lens en ik falen. ‘Ik zie al wat jij verkeerd doet. Jij draait je oog weg als de lens eraan komt.’
‘Ja dat is toch ook hartstikke eng als zo’n ding in je oog gaat. Dat gebeurt automatisch!’, reageer ik geïrriteerd.
‘Je lens is gemaakt om precies op je pupil te liggen, je pupil heeft precies de juiste bolling’, gaat mijn vader verder. ‘Dus als jij je oog naar de andere kant draait, dan past de lens niet.’
‘Oh…’, zeg ik. ‘Dus dat heb ik al die tijd verkeerd gedaan.’
Ik probeer het nog een keer en dit keer draai ik weer mijn oog weg. ‘Nu doe je het weer!’, zegt mijn vader. ‘Jaahaa, ik weet het. Ik vind dat gewoon eng zo’n ding in je oog.’
‘Oke, dat kan. Maar goed, wat je dus niet moet doen is met je oog wegdraaien. Probeer dat maar’, en mijn vader kijkt de andere kant op.
Deze keer lukt het wel. ‘YEEESSS, hij zit erin!!!’, roep ik alsof ik het winnende doelpunt heb gemaakt in de finale.
‘En nu de andere nog’, zegt mijn vader. Oja…
De andere lens gaat er niet in één keer in maar het gaat wel wat sneller dan dat het meestal gaat.
De dagen erna oefen ik met het niet wegkijken van de lens als die eraan komt. En jawel, het lukt steeds vaker om de lens er in één keer in te krijgen.
Dus lieve mensen, soms duurt het even, en oefening baart kunst maar dan heb je ook wat: twee lenzen in je oog waardoor de wereld weer een beetje mooier (vooral veel scherper) eruitziet.