Allereerst wil ik even laten weten hoe leuk het is om al jullie positieve reacties te ontvangen en zelfs vragen wanneer ik de volgende delen ga plaatsen! Want eerlijk is eerlijk, soms voel ik me een beetje een gekkie met deze verhalen omdat het een bijzondere ervaring was, die je bijna niet kan beschrijven. Maar ik doe mijn best 😉

Als je deel 1 nog niet hebt gelezen, kan je die hier vinden. 

Verder naar dag 4, die dag gaat prima. Ik ben blij met mijn ruggensteuntje en ik begin steeds meer in het ritme te komen. Tijdens de lezingen wordt ook verteld dat je het beste situaties kan observeren. Dus als iemand boos tegen je doet, observeer deze situatie en ga niet meteen over op een reactie. Maar ook als iemand leuk tegen je doet, observeer deze situatie. Kijk, dat van dat boze snap ik wel (ik ga zo een voorbeeld geven om het beter uit te leggen) maar als je iedere situatie alleen maar aan het observeren bent, wanneer ben je dan blij, enthousiast, vrolijk? Ik wil geen persoon worden zonder emoties, toch!?

Op dag 5 en 6 heb ik het hier een beetje moeilijk mee. ‘Wat heb je dan voor leven als je continue alles aan het observeren bent? Ik vind het leuk om blij te zijn. Wie niet!?’

Voorbeeld
Een paar weken voordat ik de meditatieweek in ging, hadden wij een oppashond. Ik heb zelf nooit een hond gehad, dus niet zoveel ervaring met honden. Het was zaterdagmiddag, erg druk op straat en ik wandelde buiten met de hond. Ook had ik een tas bij me en een paar brieven in mijn hand die ik in de brievenbus wilde doen dus het liep wat onhandig. Door de drukte op de stoep, liep ik ook een stukje op het fietspad. Op dat moment komt er een man voorbij en hij roept in mijn gezicht; ‘MUTS!’ Ook goedemiddag, dacht ik, want ik reageer daar niet op, maar het was niet zo’n leuke situatie. Dus het advies tijdens deze meditatiedagen is: Observeer deze situatie. Deze man zegt MUTS tegen mij. Oke. Dit zegt meer over de man dan over mij. Ik kan reageren, door bijvoorbeeld: ‘PAARDEZWENGEL’ te roepen (dit woord heb ik van mijn vader geleerd, haha) maar dan reageer ik dus op zijn boosheid. Ik kan ook zijn boosheid/irritatie lekker bij hem laten door hem te laten roepen en de eer aan mezelf houden en erom glimlachen.

Dus, eerstvolgende keer dat iemand boos op je wordt, laat het lekker bij diegene. Stop er geen energie in. Maar hoe moet dit dan met blijheid? Dat snap ik nog even niet en het verwart me. Oke prima, laat het me maar even verwarren. Misschien snap ik het later deze week wel. Ik kan erover gaan piekeren, maar laat het nu maar even voor wat het is.

Toch voel ik me er iets minder door. Als ik voor de lunch mijn kamer binnenloop, zie ik dat mijn mattie R haar slaapzak heeft ingepakt. Hu? Zie ik dat nou goed? Gaat ze weg? Ik laat het even bezinken en de bel gaat voor de lunch. Als ik na de lunch bovenkom, zie ik haar op het matras tegen de muur zitten en haar spullen zijn ingepakt. Ik kan het niet laten en eigenlijk gaat het ook een beetje vanzelf: ik begin zachtjes te praten tegen haar. ‘Ga je weg?’, vraag ik. Ze vertelt kort iets over haar situatie en dat deze cursus op dit moment in haar leven nog te zwaar is. Ik luister naar haar verhaal, en ik zeg dat iedereen het zwaar heeft en dat ze al op de helft is. En of het goed is om nog even met de teacher te praten. Ze vertelt me dat ze dat ze dat zo gaat doen, maar dat ze haar beslissing al heeft genomen. Ik merk dat dit gesprek heel intens is als je al vijf dagen niet tegen iemand hebt gepraat. Als ze na het gesprek met de teacher terugkomt, zie ik een opluchting. Ze schrijft haar naam op een briefje en geeft het aan me. Ik ben blij voor haar dat ze de goede beslissing heeft genomen.

Nadat R weg is, blik ik terug op het gesprek en op mijn actie. Want je mag niet praten met je medeleerlingen en toch doe ik het. Omdat ik die twee minuten praten met haar belangrijker vond dan de regel om niet te praten. Om haar te helpen en misschien dacht ik nog wel dat ik haar kon overtuigen om te blijven, omdat ze al zover is gekomen. Bijzonder dat dat helpen vorig jaar een groot ding topic in mijn leven was ‘Eerst voor jezelf zorgen, om voor anderen te kunnen zorgen.’ En dat het helpen nu terugkomt en ik het meteen zie.

‘s Avonds hebben we een interessante lezing. Halverwege die lezing gaat het (misschien maar 1 minuut) over zelfmoord. Dat zelfmoord niet de oplossing is in het leven, en er worden nog meer dingen over gezegd. Oef die paar zinnen raken me zo hard. ‘JA DAT SNAP IK OOK WEL!’ wil ik schreeuwen.

Mijn eerste impuls is om de kamer uit te lopen en de deur dicht te slaan(?) Maar ik blijf stil zitten, ik laat mijn tranen over mijn wangen glijden zonder geluid te maken. Ik laat het gaan, in plaats van mijn vader (in mijn hoofd) te verdedigen, willen schreeuwen dat ze het niet snappen en dat je niet zo snel moet oordelen. Dat ze lekker hun kop moeten dichthouden.

Maar wat ik tijdens deze lezing leer en besef is dat wat er met mijn vader is gebeurd, geen stempel op mij hoeft te drukken. Het heeft niets met mij als persoon te maken, trouwens ook niet met mijn vader. Het is zo oneerlijk om iemands hele leven te beoordelen op die ene, cruciale, actie. Ik hoef hem niet op een voetstuk te zetten, ik hoef niet boos op hem te zijn omdat dit is gebeurd. Het is en blijft mijn vader, ik hou van hem en voor mij blijft hij de geweldigste vader. Daar staat zijn einde helemaal buiten.

Ik maak nog een bruggetje naar het observeergedeelte in combinatie met mijn vader.
‘Toen dacht ik; ik kan mezelf maar beter van kant maken’, ja dat wordt weleens gezegd door mensen op een soort van grappige manier. Ik denk dan: je hebt echt geen idee waar je het over hebt. Het doet me pijn. Maar wat diegene zegt heeft niets met mijn vader te maken en niets met mij. Ik merkte echt tijdens die dagen dat ik er zelf voor kan kiezen of zulke opmerkingen mij pijn doen (makkelijker gezegd dan gedaan, maar toch). Toevallig maakte iemand vlak na de tiendaagse meditatie zo’n opmerking, eerst schrok ik een beetje en daarna ging ik de situatie observeren: ‘Oke, deze persoon zegt dat. Dat mag deze persoon zelf weten. Dit heeft niks met mij te maken en deze persoon zegt dat ook niet om mij pijn te doen en ik hoef mezelf met deze opmerking ook geen pijn te doen.’ Ik moet zeggen dat het echt al een stuk beter ging dan voorheen. Ik verwacht niet dat dit van de 1 op andere dag over gaat. Het is oefenen, want dat is met alles in het leven. Maar de eerste keer dat ik dit oefende na de meditatie, voelde ik me al een stuk beter. Ik ben ook van mening dat, nadat er meer tijd overheen gaat, het minder pijn gaat doen

Toen ik nog ziek was, ging het echt door merg en been als iemand met het woord ‘kanker’ voor de grap schelde. Heel mijn lichaam deed dan pijn. ‘Je moest eens weten’, dacht ik dan. ‘Probeer zelf eens een potje kanker, dan praat je wel anders.’ Anyway, nu ik niet dagelijks meer aan kanker denk en me lichamelijk goed voel, verdwijnt het langzaam naar de achtergrond en kan ik ook sneller mijn schouders ophalen als iemand ermee scheldt.

Het zegt iets over die persoon, niet over mij. Want ik bén geen kanker, ik heb deze ziekte alleen gehad.

Zo jongens, dat was een heftig stuk. Terug naar dag 5.

Die avond dat R weg is, loopt er een meisje een paar keer in en uit onze kamer. Ik lig nog niet te slapen en merkt dat ze een lange tijd niet in onze kamer is. Na een half uur komt ze onze kamer binnen en ze zegt: ‘Is er nog iemand wakker?’ ‘Ja’, zeg ik (oeps weer gepraat). ‘Is het goed dat ik even het licht aan doe? Ik moet mijn spullen pakken want het gaat niet goed met me’, ze klinkt een beetje paniekerig en in de war. ‘Is goed’, ik probeer zo min mogelijk te zeggen. Dan bedenk ik me dat het al 22.30 uur is. ‘Komt iemand je ophalen?’, vraag ik. ‘Ja volgens mij wel’, zegt ze. Als ze haar spullen heeft gepakt roept ze gedag. Wat een gekke dag was dit, bedenk ik me als ik in slaap val.

De volgende dag, is dag 6. Dag 2 en 6 schijnen het zwaarst te zijn, dus als ik deze heb gehad, zitten de moeilijke dagen erop. En ik zit er toch een beetje mee, met dat observeren. Alles maar observeren, wanneer heb je dan emoties? Ik besluit mijn naam op de lijst te zetten zodat ik met de teacher kan praten. Ik heb sterk de drang dat ik even moet ventileren.

Als ik naar binnen mag, begin ik met mijn observatie vraag. De teacher legt het duidelijk en rustig uit zodat ik het beter begreep. Natuurlijk mag je wel blij zijn, alleen wat ze tijdens de lezing zeggen is dat je er niet teveel aan vast moet klampen omdat alles een keer komt en gaat.

Voorbeeld
Stel jij haalt iedere woensdag een roze koek bij de bakker. Alleen op woensdag mag je die roze koek en die vind je ge-wel-dig. Maar op een dag kom je daar en de bakker is op vakantie, of de roze koeken zijn op. Dan kan je ontzettend balen (reactie), want nu heb je jouw roze koek niet en dat is ondertussen zo’n gewenning geworden. Of je kan de situatie observeren: ‘oke ik heb vandaag geen roze koek van de bakker.’ En je kan overgaan in actie: je gaat naar de supermarkt en haalt daar een roze koek of je gaat naar een andere bakker. Of je denkt: dan kom ik volgende week terug en haal ik dan de roze koek. Je haalt je schouders erbij op. Het is nu eenmaal zoals het is (met dit roze koek voorbeeld is dat natuurlijk wat makkelijker dan met complexere situaties).

Daarna vertel ik dat ik gisteren even heb gepraat met R, ‘Je bent in ieder geval eerlijk erover’, zegt ze met een knipoog. En ik vertel dat ik het best heftig vind dat er gisteren twee meiden uit onze kamer zijn vertrokken. Ik ben lekker op dreef en blijf maar praten voor mijn gevoel. Dan pluk ik een beetje aan mijn trui en kijk ik de andere kant op en vertel ik over mijn vader en over de lezing van gisteren en hoe dat ging. Dat ik even boos was op de lezing. Ze stelt me gerust en vertelt dat dit heel begrijpelijk is.

Ondertussen ben ik aan het huilen en dat lucht ook al een stuk op. Na zo’n vijf minuten loop ik haar kamer weer uit, naar buiten. Als ik buiten kom, denk ik; zo even een potje janken. Maar er komt niets. Oke, ook prima, denk ik.

Dan wil ik nog één voorbeeld geven over ‘alles komt en alles gaat’. Want, zo leerden wij, dat gaat ook over het veranderen van mensen.

Voorbeeld 2
Stel: Iemand heeft je een paar jaar geleden iets pijnlijks aangedaan en je vindt die persoon niet leuk. Als je deze persoon nu weer ziet, denk je waarschijnlijk: ‘Daar heb je dat varken weer (om het maar even netjes te zeggen)’, en je wordt boos vanbinnen. Maar dat boos zijn creëer je zelf. Ja die persoon deed stom, maar misschien is die persoon nu wel veranderd. Het advies is dan dus om de situatie te observeren. Want dat boos of agressief zijn op die persoon, is alleen vervelend voor jezelf, die ander maakt dat toch niet uit (als ie nog steeds stom is al helemaal). Als ik dit zou lezen zonder deze cursus, zou ik het lastig vinden om te begrijpen, in de zin van: ‘Ja die persoon deed toch stom, ik haat diegene, ik ga echt niet aardig doen, die persoon verandert toch nooit!’, zulk soort gedachtes. Nu heb ik geen intense haat voor iemand maar er zijn wel personen die ik liever niet zie. Dus wie weet zeg ik ze een volgende keer wel gewoon gedag zonder boosheid te voelen? Want die boosheid gun ik mezelf niet. Het gaat er dus ook echt om, om voor jezelf te kiezen.

Vorig blog vertelde ik dit avontuur in drie delen zou schrijven. Maar als ik zie hoeveel ik vandaag weer heb geschreven en hoeveel ik nog wil schrijven… Misschien worden het er wel vier (als jullie het nog steeds zo leuk vinden als het eerste deel 😉 )

De volgende keer:

  • Deel ik een documentaire met jullie waarin ik veel herkenning zag met wat ik heb geleerd en gedaan tijdens de meditatie.
  • Vertel ik welk nummer er continue in mijn hoofd zat en waarom ik daar zoveel aan had.
  • Beschrijf ik hoe de laatste dagen waren en wat ik deed om nog meer te leren.