Hi Den,

Heb je al even niet gesproken. Vorige week wilde ik je een berichtje sturen. Appen of op Facebook, maakt verder niet uit. Geen idee of het dan bij je aankomt trouwens. Of zie je nu gewoon alles?

Hoe schrijf je eigenlijk iets voor iemand die er nu niet meer is? Leren ze je niet op school he… Net als dat ze niet leren hoe je je moet gedragen als je ziek bent, of hoe je moet doen tegen iemand die ziek is, en zo zijn er nog wel tig dingen die toch eigenlijk veel belangrijker zijn dan te leren wat de hoofdstad is van Chili. Maar goed.

Ik heb een boekje aan je kleine Sem gegeven, met veel van onze gesprekken erin en hoe alles is gegaan, vanaf het moment dat ik jou leerde kennen. Onze meest idiote en lachwekkende gesprekken maar ook onze filosofische en gefrustreerde gesprekken. Maar vooral de support gesprekken. Hij zal er nu nog niet zoveel aan hebben, maar hij moet weten wat voor een geweldige papa jij was.

Oja, ik heb al deze foto’s en verhalen in een agenda geplakt. De agenda waar jij om vroeg, vlak voordat ik je als laatste zag. Ik bedenk me nu… volgens mij is dat serieus het laatste wat je tegen me hebt gezegd, of ik die agenda wilde opzoeken. Graag gedaan, Den.

Tijdens het maken van het boekje voor Sem kwamen er allemaal dingen naar boven die we samen hebben meegemaakt. Je liet me flink janken tijdens het knutselen, heb je vast wel gezien van boven. “Over een paar jaar lachen we hierom en vertellen we stoere verhalen over onze chemo’s”. Daar had je me hoor.

Weet je nog die ene keer dat de zeikzuster boos onze kamer binnenstapte en tegen me zei dat ‘het hier geen theekransje was’, omdat ik het met twee vriendinnetjes gezellig had? Je nam het meteen voor me op en zei dat ik het netjes aan jou had gevraagd en je het wel gezellig vond. Alsof wij denken dat het leven als kankerpatiënt een theekransje was. Twee boeven waren we hoor, als zij daarna weer onze kamer binnenkwam.

Maar ook de eerste keer dat we samen aten. Ik kreeg zalmrolletjes en zodra ik die voor mijn neus had, werd ik dubbel zo misselijk en hoefde ik al helemaal geen eten meer. Tijdens chemo’s ga je gekke dingen lekker vinden en andere dingen opeens heel vies. Jij zag hoe ik naar die zalmrolletjes zat te staren en je kwam niet meer bij. Je hebt me hier nog vaak mee gepest.

Gelukkig had jij daarna uitgevonden dat we ook pizza konden bestellen (pizza smaakt natuurlijk ook niet op dat moment, maar het idee was leuk.) En wat dacht je van de eerste keer dat we met al onze apparatuur naar buiten gingen om een luchtje te scheppen. We werden zo aangestaard, dat shockeren van mensen vonden we stiekem heel leuk. We maakten de ene grap na de andere en je noemde ons ‘de hangjongeren van het ziekenhuis’.

Of die ene keer dat je eten ging halen in de kantine en er een man tegen je zei: “He, je mag alleen eten pakken als je patiënt bent!” Jij zei sarcastisch terug: “Nou heb ik even geluk dat ik dat ook nog eens ben!” De manier waarop je me dat vertelde…

Maar ook iemand die wist waar ik het over had, die me begreep en die me ‘s nachts in het ziekenhuis wakker maakte om naar de wc te gaan omdat we 24/7 werden volgepompt met vocht. En iemand die net zo positief tegen dit hele traject aankeek als ik.

Morgen moet ik weer naar het ziekenhuis voor een check. Dat is gek, voor het eerst daarheen nu jij er niet meer bent. Beetje dubbel allemaal. Ik denk dat ik nog even naar boven loop om te kijken in welke kamer wij lagen.

Den, ik heb je niet lang gekend maar wat hebben we veel aan elkaar gehad in die tijd. We hadden een deal, samen de eindstreep halen. Het zit nog niet in mijn systeem dat ik nooit meer met je zal praten, het dringt niet door en het is zo onwerkelijk want het ging uiteindelijk allemaal zo snel.

Je hebt me beloofd, dat als je er niet meer zou zijn, je dan een teken zou geven als je er was. Op jouw manier, dus om me te plagen. Ik wacht er nog steeds op en ik probeer het overal in te zoeken…

Ik vind het lastig Den, om dit een plekje te geven. Met wie moet ik het hierover hebben? Wij kende elkaar op een manier waarop niemand ons kent. Daarom schrijf ik je zo af en toe. Hopelijk hoor je me.

Liefs je ‘ziekenhuissoulmate’